Saturday 9 December 2006

Liberaal feministen, voor wie eisen jullie emancipatie?

Brief aan de opstellers van het Manifest ‘Wij vrouwen eisen’, reactie van Myriam Aouragh, geplaatst in de Volkskrant 9 december 2006.

Onlangs verscheen een oproep met een feministisch wensenlijstje aan de nieuwe formatrice. Het kan op het eerste gezicht een goed initiatief genoemd worden, immers: alle beetjes verzet tegen armoede en vooral de feminisering van armoede helpen, toch? Maar als we de politieke context en de afzenders - de brief is o.a. door Elsbeth Etty, Cisca Dresselhuys en Neelie Kroes ondertekend - in beschouwing nemen, dan moeten er minstens een paar kanttekeningen bij deze brief geplaatst worden.

Waar het eerste deel nog wel veelbelovend is door de kritische zelfreflectie over het zogenaamde voltooide westerse emancipatie, is het vervolgens opvallend waar het vooral niet om gaat in deze brief. De kritische noot plaats ik nu vooral bij het kopje Internationale Solidariteit. Daar durven de opstellers duidelijk niet de kern te raken waar het gaat om de stagnerende positie van vrouwen in ‘derde wereld’- en ‘moslimlanden’. Wat wel genoemd wordt is een slap aftreksel en een compromis over waar we het allemaal allang over eens zijn.

Vast staat dat het bestrijden van aids, mishandeling, seksuele uitbuiting en achterstelling van vrouwen hoog op de internationale agenda moet staan, ik juich dit toe. De hoeveelheid digitale kettingbrieven, manifesten en publieke verontwaardigingen van BNrs, getuigen van de brede maatschappelijk acceptatie van dit soort punten.

Maar van de opstellers van een politiek Manifest aan de regeringsformatrice mag nu, aan het einde van 2006, toch wel verwacht worden dat de analyse en eisen dieper reiken? Opstellers van zulke oproepen zullen minstens hun steun en solidariteit moeten betuigen aan vrouwen die juist hun emancipatiestrijd niet kunnen voortzetten vanwege oorlog, ziekte en dood. Het is de wereld op zijn kop. Zelfbewuste vrouwen hebben het zwaarder dan ooit. Zij kampen met de gevolgen van oorlogen en strijden vooral voor lijfbehoud. In landen als Irak, Palestina en Libanon is de vrouwenemancipatie door oorlog en bezetting zware klappen toegebracht. Deze vrouwen strijden nu niet langer primair voor gelijke rechten voor man en vrouw, zij strijden voor het in leven blijven van hun familie en vrienden, man én vrouw.

Ook deze vrouwen moet een eerlijke hand gereikt worden. Juist door ons, levend en actief in een land waarvan de regering de afgelopen jaren middels haar internationaal beleid de oorlogen tegen genoemde landen direct en indirect heeft gesteund. De beelden van de bombardementen in Libanon en Gaza liggen nog vers in het geheugen, ook de woorden van Premier Balkenden en Bot zullen we niet snel vergeten. Hiermee is onze verantwoordelijkheid niet alleen moreel, maar juist een concrete kwestie.

M.a.w: waarom mag de positie en emancipatie van deze vrouwen wel als excuus gebruikt worden om een oorlog te legitmeren en steunen, o.a door sommigen van de genomede ondertekenaars, maar niet om oorlog en onderdrukking te stoppen wanneer diezelfde vrouwen hierom vragen? Hier zien we de contradicties het duidelijkst opkomen; kan het Dresselhuys en Smit-Kroes type feminisme bijvoorbeeld samengaan met internationale solidariteit en gelijkheid? Nee, hun ideologie van neoliberalisme en individualisme zijn er juist de ondergravers van.

Het neoliberalisme vierde met name het afgelopen decennium hoogtijdagen; de kloof tussen arm en rijk is nog nooit zo groot geweest en wereldwijd leidt de drang naar hegemonie en winst tot nog meer oorlog. Om het voor ons allemaal wat acceptabeler te maken zou er sprake zijn van botsende culturen: van oost tegen west, van christendom/jodendom versus Islam. Progressieve betrokkenen, man en vrouw, moeten laten zien dat het niet gaat om oorlog en tweedeling op basis van culturele waarden, maar om een ‘oorlog van belangen’.

Het is overduidelijk dat wanneer het bijvoorbeeld gaat om handel in vrouwen, deze vrouwen niet geslachtofferd worden vanwege een abstracte notie die ‘hun cultuur’ is gaan heten. Wanneer Ayaan Hirsi Ali spreekt over ‘gendercide’, krijgt ze veel bijval, sterker nog, ze wordt in het manifest zelfs als autoriteit geciteerd. Maar nota bene zij is iemand die deze gendercide verklaart vanuit de opvatting dat achterstelling en mishandeling van vrouwen inherent is aan ‘de’ islamitische cultuur en theologie. Zij verzuimt daarbij de internationale context, de neoliberale globalisering, en de export van oorlog te benoemen. Door dit soort mantra’s is de kloof tussen bevolkingsgroepen vergroot en veel van de mogelijkheden voor eenheid in strijd en concrete solidariteit verzwakt i.p.v. versterkt.

Vrouwen als Meulenbelt, Ghorashi, Saharso, Essed, en Wekker maakten in Nederland al eerder, en nog steeds, zeer terecht een punt over de onmiskenbare rol van politiek, economie, racisme en uitsluiting daar waar het om de mogelijkheden voor vrouwenstrijd en collectieve zelfemancipatie gaat. Deze analyses lijken steeds minder gehoord te worden. Emancipatie in Nederland lijkt in de tekst van het manifest verworden tot individuele economische strijd, of internationaal medelijden. Maar de strijd voor structurele sociaal-economische gelijkheid, voor de meerderheid van vrouwen én mannen, buiten de kleine VVD en topzakenvrouwen kringen, is andere koek. Zelfs een kopje Internationale Solidariteit kan deze harde werkelijkheid niet compenseren: symptoombestrijding is in deze weliswaar moreel bevredigend, maar uiteindelijk nutteloos.

We moeten zowel de wortels van vrouwenonderdrukking als de structuren die ongelijkheid in stand houden, proberen te veranderen. Daarbij hoort het m.i. ook om dit soort Manifesten te bekritiseren. Wie van de gelijke behandeling van man én vrouw overal in de wereld een serieuze kwestie wil maken, moet in de analyse dieper graven en op basis daarvan alternatieven aanrijken. Daarom roep ik op tot revisie en een alternatief en kritischer manifest, één waarin oorlog en de uitwassen van neoliberale globalisering duidelijk worden benoemd en bekritiseerd. M et halve analyses houden we niet alleen de kaders in stand; we houden ook onszelf voor de gek. Want met een vinkje bij ons naam onder een manifest geven we ook nog eens legitimiteit aan de ideologieën die die basis van deze kaders bepalen.

Miriyam Aouragh is antropologe aan de Universiteit van Amsterdam, en medeorganisator van de Oorlog & Vrede conferentie in Felix Meritus op 29/11/06.