Sunday 1 July 2007

Juist meelopers brengen gedonder

Reactie van Miriyam Aouragh op het stuk van Benzakour

Met verbazing las ik een stuk in het NRC (9 juni jongstleden), van de doorgaans kritische Benzakour, over het veronderstelde wangedrag van ‘de’ Berbers, ja zelfs in Tilburg’. Hij verklaart het gedrag als volgt: ‘Ik vrees, met pijn in 't hart, te moeten bekennen dat het rellerige, respectloze gedrag in Tilburg tot op zekere hoogte terug te voeren is tot een cultureel element - in al zijn historische en economische gelaagdheden.’

Er duiken wel vaker pseudo-deskundigen op die na een vakantie in Turkije of Marokko al deterministische conclusies trekken over migranten 5000 kilometer verderop in Nederland. Ook Benzakour hanteert wat we noemen een essentialistische verklaring. Hij redeneert vanuit inherente (‘raciale’) karakteristieken–een zienswijze die m.n. sinds WO2 achterhaald is. Ik herken vanuit de antropologieliteratuur dan ook een aantal bekende karikaturen: maar dan het soort Oriëntalistische studies dat we in de Sociale Wetenschappen kennen van hoe we culturen niet moeten interpreteren.

Er is vooral sinds halverwege de vorige eeuw veel geschreven over ‘de Berbers’. De relatie met de bloedige geschiedenis van Franse en Spaanse overheersing—waarbij juist Imazighen (Berbers uit m.n het Noorden van Marokko) een belangrijke rol speelden in het verzet, is daarbij een van de belangrijkste kaders die ons iets vertellen over hedendaags Noord Marokko. De strijders waren in 1921 een van de eersten die een koloniale macht in Afrika vernederden door haar tactisch en volhardend verzet. We weten van kritische historici ook hoe de omgang van deze strijd door de zelfbenoemde Sultans (zoals de beschamende tegenwerking van de vrijheidsleider Abdelkrim Khatabi), Berbers nog meer hebben geïsoleerd. De al langer bestaande politisering van Berbers in het Noorden hebben er daarom mede toe geleidt dat ze door de Marokkaanse staat verder onderdrukt, achtergesteld en vernederd werden. Marokko, met name onder Hassan II, zette ook een Berber vs. Arabisch paradigma in. De strijd voor gelijke rechten van Berbers is dan ook om heel veel redenen meer dan terecht.

Helaas is de verdeel en heers politiek door van bovenaf geconstrueerde identiteiten veelal geïnternaliseerd. Naast het feit dat grofweg 80% van Marokko van oorsprong naar alle waarschijnlijkheid Berber is (veel Marokkanen worden door interne verhuizingen en urbanisatie nu als Arabier ingedeeld); Marokkanen zijn nu eenmaal een melange zijn van Berbers, Arabisch, Afrikaans en Andalusische invloeden. Het is voor mij dan ook vreemd om ‘Arabische Marokkanen’ (wiens grootouders waarschijnlijk nog in de bergen van Azdir of Nador woonde, en geen woord Arabisch spraken) discriminerend jegens Berbers te horen praten. ‘Berber’ wordt daarmee een inferieure identiteit, ook in Nederland heerst soms en het is pijnlijk dat Berberse jongeren hun afkomst en taal soms achterhouden. Anderzijds hebben we de doorgeslagen Amazigh fanaten, die zichzelf o.a. Abdelkrim Khatabi als exclusief monument toe-eigenen terwijl hij zichzelf veel breder identificeerde en profileerde en door velen in Noord Afrika en in de Arabische Wereld gerespecteerde. Zowel Benzakour als ik worden door dit soort fanaten soms als verraders beschouwd omdat we als Berbers niet slechts de politieke personificatie van de eigen 'etnische' toko willen zijn (lees: niet meedoen in de nutteloze inferioriteitsstrijd), maar juist ook tot solidariteit voor Palestina en Irak oproepen en het recht op zelforganisatie van de AEL verdedigen.

Het is derhalve essentieel dat wanneer we als ‘kenners’ willen schrijven, we ook globaal de studies over hoe politieke onderdrukking, angst en armoede enerzijds; en de mondiale impact tussen van verschil in urbane-rurale ontwikkeling anderzijds, volgen aangezien deze van grote invloed zijn op politieke en sociale opvattingen. Etnografisch veldwerk erbij doen waardeer ik als antropoloog nog veel meer. Maar Benzakours veldwerkerslagje ‘Met Berbers heb je altijd gedonder’, laten zien hoe gebrek aan context eerder leiden tot het verkleinen, dan vergroten van kennis. De vraag die na het lezen van zijn stuk meteen opkomt, is wat twee maanden rondhangen in vergelijkbare volkswijken van Casablanca of Bombay of The bronx voor ander materiaal had gebracht? Antwoord: heel veel van hetzelfde. En dat minderheden grotendeels in de onderklasse zitten vanwege de gecombineerde impact van immigratie (slechts een generatie geleden) en achterstelling (zoals institutioneel en informeel racisme), is veel belangrijker dan cultuur, vooral m.b.t. jeugdcriminaliteit. Maar zoals inmiddels ook Benzakour in zijn NRC stuk bevestigt, is dit niet bon-ton.

In de mediadebatten na 9/11 zijn essentialistische cultuuranalyses over Moslims en allochtonen dominant. Kritische of sociaal-economische verklaringen, zoals die werden aangevoerd door een minderheid in het debat over Marokkaanse voetbalhooligans, zijn passé. Benzakour suggereert echter dat ‘gesubsidieerde’ en ‘ongediplomeerde’ (sic) commentaren over voetbalvandalen neerkomen op goedpraterij. Benzakours argumenten worden vergezeld van de populaire sneren dat sociaal-economische analyses ‘maar de halve waarheid’ zijn, en schrijft ook ‘Nederlands feit is dat deze rotte appels disproportioneel vaak van Berberse origine zijn’. Met zijn – van zelfbenoemde ‘Marokkanenkenner’ antropoloog Werdmolder geleende kennis – legitimeert Benzakour het idee dat bij Berbers een soort crimineel ‘gen' is geëvolueerd. De feiten spreken immers voor zich. Ondanks het vervelende gedrag van Berbers in Marokko is er daar toch geen Wilders te bekennen. En de droge cijfers geven aan dat de meerderheid van de Marokkaanse overtreders in Nederland van Berberse afkomst is. Het eerste argument is nauwelijks serieus te nemen. Maar het tweede argument is merkwaardiger. Is het wonderlijk dat de meerderheid van de Marokkaanse delinquenten in Nederland Berbers is, of heeft dit simpelweg te maken met het feit dat van alle Marokkanen in Nederland ruim ¾ van Berberse afkomst is?

Waarschijnlijk weet Benzakour dit ook, sterker, ik weet dit wel zeker. Daarom staat deze discussie over ‘Berbers’ niet los van een zorgelijker proces: het is salonfähig om met een ‘taboedoorbrekende’ mening te komen, hoe plastisch ook. Deze logica weet vele schrijvers te mobiliseren, autochtoon en allochtoon. De uitwerking die het juist bij allochtonen heeft is: misstanden ‘van binnenuit’ durven aankaarten. De beste verdediging op kritiek wordt dan dat anderen dat lef niet hebben; een zwakker aftreksel van dit argument is dat het vooral provocerend was bedoeld.

Maar in een tijd van islamofobie en Marokkanen fetisjisme is het geen teken van moed, noch entertainend, om delen uit het dominante discours te herkauwen. Wellicht zullen Werdmolder en Wilders weer gaan discussiëren over de vraag of allochtonen crimineel zijn vanwege ‘de Islam’ of juist ‘de Berbercultuur’. Helaas zal dit op termijn bijdragen aan legitimeren van situaties waarin Hassan zijn naam in Hans verandert op zijn sollicitatiebrief, of Kamerlid Dibi weer bij de discotheek geweigerd wordt. Benzakour vindt het wellicht geen probleem dat hij een (legitieme) stok wordt om allochtonen mee te slaan, en kan kritiek afdoen als ‘ontkenningsgedrag’. Dit is mijns inziens onverantwoordelijk voor een kritische schrijver. Ik hoop dat zijn NRC-reisje en ‘taboedoorbrekend’ schrijversexperiment snel aflopen en hij weer tegen heersende ideeën in schrijft, in plaats van deze juist van proza te voorzien. Anders krijgen we juist van meelopers gedonder.

Miriyam Aouragh is als Antropoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en o.a. actief bij Samen Tegen Racisme en Stop de Oorlog. Een korter en aangepaste versie van dit artikel verscheen ook in Contrast Magazine juli 2007: PDF file format



Ter informatie
Met Berbers heb je altijd gedonder
Benzakour


Wangedrag door Marokkaanse jongeren verklaren uit sociaal-economische motieven is de halve waarheid. Ook de cultuur van de Berbers is een probleem. Dat schrijft Mohammed Benzakour, schrijver, columnist èn Berber dit weekeinde in het NRC.

Na een lang bezoek aan het Rifgebied in Noord-Marokko concludeert Benzakour: "Van het Berbervolk kun je een hoop zeggen (trots, hardwerkend, ascetisch, humoristisch, poëtisch), maar één ding niet: dat het lieverdjes zijn. Berbers zijn grosso modo een tamelijk heetgebakerd, anarchistisch volkje - en dit zeg ik, zelf Berber van origine, met stelligheid en zonder vreeze."

Volgens Benzakour ontstaat er in De Rif al snel een explosief sfeertje. Zelfbeheersing geldt voor velen als een teken van zwakte en is daarom "zo schaars als regen in de julimaand." Politie en justitie (meestal van Arabische huize) vreest men nauwelijks. Het volk in De Rif kenmerkt zich volgens de schrijver door een gebrekkige verantwoordelijkheidszin en een minimaal oog voor het algemeen belang. Men heeft alleen oog voor de directe woonomgeving: de eigen familie, de buurtmoskee en sacrale vollevan voetbal geweld door autochtone Nederlanders graftomben kunnen rekenen op zorg en onderhoud, maar daarbuiten houdt het volgens Benzakour wel zo ongeveer op. Daar heerst "chaos, anarchie en een diep doorleefde achterdocht jegens alles en iedereen. Pure onvoorwaardelijke vriendschappen zijn luchtkastelen, evenals de liefde, waar alle liedjes over gaan. Als islam praxis en welvoeglijkheid betekent is Allah op sterven na dood. De dingen buiten het eigen tuinmuurtje, de dieren, de natuur, het publieke domein, andermans bezit of waa(dig)heden, ze genieten geen of weinig respect. Ieder voor zich, God voor ons allen - het had zomaar een Riffijns credo kunnen zijn."

Terug in Nederland ergerde Benzakour zich aan de vergoeilijkende reacties op de rellen die veroorzaakt werden door Marokkaanse relschoppers na Jong Oranje - Jong Marokko in Tilburg. Volgens Benzakour sprongen vele "ongediplomeerde allochtonologen en andere (gesubsidieerde) inktmorsers Pavloviaans overeind" toen er werd gesproken over wangedrag van Marokkaanse jongeren. Het ging volgens hen immers niet om Marokkaanse jongens, maar om gewone Nederlandse jongens die in Nederland zijn opgevoed en meestal ook geboren. En zij onderbouwden hun verhalen dan volgens Benzakour steevast met uiteenzettingen over achterstanden, onvrede, racisme en Geert Wilders.

Benzakour schrijft dat het een statistisch Nederlands feit is dat deze rotte appels disproportioneel vaak van Berberse origine zijn. Benzakour besluit zijn artikel als volgt:

"Want laat dit gezegd zijn: wat ik in dit Rifgebied in nog geen twee maanden aan bonje, kift en ander non-verbaal vuurwerk heb meegemaakt, heb ik in geen dertig jaar tussen de Nederlanders beleefd. Terwijl Wilders in geen velden of wegen te bekennen is.

Alle wangedrag verklaren uit sociaaleconomische motieven is de halve waarheid. Ik vrees, met pijn in 't hart, te moeten bekennen dat het rellerige, respectloze gedrag in Tilburg tot op zekere hoogte terug te voeren is tot een cultureel element - in al zijn historische en economische gelaagdheden. Hoe precies, laat ik graag aan gediplomeerden over."